Een van de dingen waar ik het meest benieuwd naar was voordat ik naar het Startblok verhuisde en “Elzenhagenaar” werd, was het taalaspect. Op een plek waar mensen samenleven met zo veel verschillende moeder-, tweede, derde en wellicht nog veel meer talen zou een taalenthousiast en oud-student Nederlandse taal- en letterkunde toch haar hart kunnen ophalen. Taal – in de breedste zin van het woord – is overal, onontbeerlijk om contact te maken en het gebruik ervan is vaak enorm vanzelfsprekend en onbewust. Tegelijkertijd kan taal een van de grootste bronnen vormen van bijvoorbeeld stereotyperingen en uitsluitingen en is het verwerven van een vreemde taal voor iedereen ouder dan pakweg twaalf doorgaans meer dan een helse klus.
Eigenaardigheden van de Nederlandse taal
Met dit in mijn achterhoofd reageerde ik afgelopen juni op een oproepje op Facebook om taalmaatje te worden. Ik was benieuwd wat er in de praktijk allemaal komt kijken bij het aanleren van een vreemde taal wanneer het belangrijker en ‘alomtegenwoordiger’ is dan bijvoorbeeld het Bahasa Indonesia waar ik me tijdens mijn studie in verdiepte omdat ik ook graag Indonesische bronnen wilde kunnen lezen. Daarnaast hoopte ik iemand wellicht een helpende hand te kunnen bieden wat betreft alle rare kronkels en eigenaardigheden die de Nederlandse taal rijk is.
(Her)ontdekking van mijn eigen moedertaal
Niet veel later bracht Clotilde van Stichting Warm Welkom me in contact met een enorm lieve bijna-bovenbuurvrouw. De toren van Babel viel al meteen aangezien onze enige gemeenschappelijke taal het Nederlands was, maar misschien ook wel juist daardoor hebben we in het afgelopen half jaar enorm veel van elkaar kunnen leren en heel veel plezier gehad.
Niet in het minst plezier om de taal zelf: zo heb ik heel veel (her)ontdekt over mijn eigen moedertaal en de onbewuste regels ervan – wat doet “er” bijvoorbeeld in de vorige zin? Ook ingesleten uitdrukkingen of “laat maar zeggen” stopwoordjes zijn niet veilig. Hetzelfde geldt voor vele cultuurspecifieke uitdrukkingen die “helaas pindakaas” vaak onvertaalbaar zijn, maar daarom niet minder leuk.
Nee, die “k” is geen k
Daarnaast heb ik nog meer ervaren hoe lastig het leren van een nieuwe taal is: probeer als niet-moedertaalspreker van het ትግርኛ [Tigrinya] maar eens het woord የቕንየለይ [yekenyeley = dankjewel] langzaam uit te spreken – en nee, die “k” is geen k. Dit heeft te maken met het feit dat het makkelijker is om bepaalde aspecten van een taal te leren als je jonger bent. De eerste zes maanden van zijn/haar leven kan een baby bijvoorbeeld nog alle circa zeshonderd klanken onderscheiden die er bestaan terwijl een baby van zes maanden of ouder alleen de veertig à vijftig klanken uit zijn/haar moedertaal kan herkennen, en zo zijn er nog vele andere taalregels die moeilijker te verwerven zijn naarmate iemand ouder wordt. Je kunt dus alleen maar heel veel respect hebben voor eenieder die een vreemde taal leert.
Taalmaatje is meer dan alleen taal
Ook wanneer je niet zo’n taalfanaat bent of geen talige achtergrond hebt, is het leuk om taalmaatje te worden, bijvoorbeeld om een nieuw persoon te leren kennen en samen leuke dingen te doen (als je van Maria Nederlands leert dan bestaat dat bijvoorbeeld wellicht ook uit niet direct relevante documentaires over pinguïns…) – en wellicht nodigt het je wel uit om te ontdekken hoe leuk en fascinerend taal is, bijvoorbeeld hoe bijzonder het eigenlijk is dat en wat er allemaal in je hoofd moet gebeuren voordat je deze tekst kunt lezen.
Dit artikel van Maria verscheen eerder op de website van Startblok Elzenhagen